Wanneer je vaart en je wilt als eerste tot aan een bepaald punt geraken, zal je het snelste zijn als jouw zeilen op de kilgrens staan, met andere woorden: de meest ideale positie.


Kilgrens zoeken met het zeil

Bij alle zeilkoersen, behalve aan de wind, zoek je de kilgrens met je zeil. Hiervoor moet je je zeil vieren tot het moment dat het begint te killen (een ander woord is klapperen, je kan dan blaasjes zien vooraan in je zeil). Vervolgens trek je het zeil terug aan tot op het punt dat het juist niet meer kilt. Dan vaar je op de kilgrens, je zeilen staan op de ideale hoek ten opzichte van de wind. Pas op, nu staan ze niet voor eeuwig juist! Als de wind verandert of jij van koers wijzigt, staat je zeil niet meer op de kilgrens. Je moet de grens dus geregeld opnieuw zoeken om de snelste te blijven.

 

Kilgrens zoeken met het roer

Wanneer je de kilgrens wil zoeken aan de wind, moet je zeil volledig aangehaald zijn. Bij deze koers zoek je bijgevolg de kilgrens niet met je zeil maar met je roer.  Dit betekent dat je oploeft (duwt op je roer) tot op het moment dat je zeil begint te killen en vervolgens afvalt juist tot op het moment dat je zeil juist niet kilt. Zo vaar je op de scherpste koers mogelijk, zo dicht mogelijk naar de wind toe.

Wanneer je de kilgrens zoekt met je roer of met je zeil doe je dit altijd heel voorzichtig. Je zal namelijk veel snelheid verliezen als je plots je zeil te veel viert of als je te ver in de wind draait.